Aiden liep met de kinderen die hij afhaalde van school door het Zuidelijke gedeelte van London. Dit was normaal eigenlijk wel een omweg voor hem, maar hij moest gewoon eerlijk toegeven dat de parken en speeltuinen hier veel leuker waren. Het kinderlijke in zich was daar heel erg van overtuigd. Hij keek even opzij naar James en Susan die vrolijk naast hem liepen. hij wist nog de eerste keer dat hij bij die kinderen ging, ze waren doodsbang geweest van hem, omdat hij een jongen was en omdat hij niet heel erg klein was. Hij luisterde naar hun zorgeloze gepraat over school, hun ouders en hun dieren. Hij liep naar het park waar hij vaker met hen kwam en ze renden meteen weg om hun favoriete speeltuig op te zoeken. Hij liep er meestal wat tussen, kijkend of ze niets gevaarlijk uithaalden.